Veelgestelde vragen hbo-studenten


In Nederland kennen we verschillende typen onderwijs, zoals het mbo en het hbo. Op pagina 14 van dit document vind je een overzicht waarin je kan zien waarin het hbo-niveau verschilt van het mbo4-niveau en het tussenliggende Associate degree (ad)-niveau.
In deze video wordt de structuur van een hbo-opleiding toegelicht. De uitleg kun je hieronder ook lezen.
Een hbo-opleiding duurt vier jaar. In de eerste twee jaar van de opleiding ontwikkelen studenten de basis. Opleidingen werken vaak in semesters (halve jaren), of in vier periodes van tien weken. Per semester kunnen studenten 30 studiepunten behalen of 15 studiepunten per periode. Studenten doen projecten en hebben theorievakken. In de projecten werken de studenten, vaak samen in een groepje, aan een fictieve opdracht. Aan het eind van een project leveren de studenten een resultaat op. Dit kan bijvoorbeeld een product of een ontwerp zijn, of een advies. Regelmatig doen studenten ook echte praktijkopdrachten voor een opdrachtgever uit de praktijk. De opdrachtgever licht bij de start het probleem of het vraagstuk toe, beantwoordt tussendoor vragen en geeft tussendoor eventueel feedback op tussenproducten. Aan het eind is de opdrachtgever vaak aanwezig bij het opleveren van de producten of de presentatie van het eindproduct.
Vanaf het derde studiejaar heeft de student keuzeruimte. Soms is dit al vanaf het tweede jaar het geval. Ze kiezen bijvoorbeeld een richting waarin ze willen specialiseren, kiezen welke praktijkopdrachten ze willen doen voor welke opdrachtgever of kiezen een minor – een keuzeonderdeel - binnen of buiten hun eigen opleiding. In sommige opleidingen werken studenten in het 3e en/of 4e jaar in multidisciplinaire groepen aan de (praktijk)opdrachten. Dit betekent dat ze samen met studenten van andere opleidingen aan een opdracht werken. Een student Elektrotechniek vormt dan bijvoorbeeld een projectgroep samen met Werktuigbouwkunde en Technische bedrijfskunde studenten, of met informatica studenten. Zij lossen het probleem op door het vanuit verschillende invalshoeken te bekijken en expertise vanuit al hun disciplines bij elkaar te brengen.
Studenten lopen een half jaar stage in de praktijk, meestal in het 3e jaar. Soms is de stage opgeknipt in twee kortere stages of twee opdrachten bij één stagebedrijf. Studenten kunnen zelf kiezen waar ze stagelopen, passend bij de door hen gekozen specialisatie. De student is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een stageplaats. Deeltijd studenten kunnen de stage meestal behalen aan de hand van producten uit het werk die als bewijs van kunnen dienen.
Een deeltijd student studeert regelmatig af binnen het bedrijf waar hij werkt. De student-werknemer onderzoekt dan een probleem dat in het verlengde ligt van zijn functie en ontwerpt hiervoor verbetermogelijkheden. Ga na of de student-werknemer fulltime aan het afstuderen kan werken. Soms is dit niet mogelijk en voert hij het afstuderen parttime uit. De afstudeerder bespreekt dit met de deeltijdcoördinator op school en moet hier toestemming voor krijgen. Zijn er in het werk geen mogelijkheden voor een geschikte afstudeeropdracht? Dan voert de student deze bij een ander bedrijf uit.
Het laatste half jaar van de opleiding is het afstuderen. Je kunt het afstuderen zien als een meesterproef, waarin alle inhoud van de opleiding samen komt en waarin de student laat zien dat hij functioneert op het niveau van een beginnend hbo-professional.
De volgorde van de onderdelen in jaar 3-4 en de precieze onderdelen kunnen per opleiding verschillen. Het afstuderen is altijd het laatste onderdeel.
Neem contact op met de Wij Techniek regiomanager als je met hbo’ers wilt werken. Onze regiomanagers hebben contact met technische installatiebedrijven, maar ook met hogescholen.
Bekijk hier de video met de toelichting op de structuur van een hbo-opleiding waarin de student in de praktijk leert. Je kunt de uitleg ook lezen in de tekst hieronder.
Een hbo-opleiding duurt vier jaar. Bij de start van de opleiding kan de student eerder verworven competenties laten erkennen. Hij maakt een portfolio met bewijsstukken en neemt deel aan het instroomassessment of vraagt vrijstellingen aan. Na erkenning van de competenties die de student al heeft ontwikkeld ontstaat een korter programma op maat.
In de eerste twee jaar van de opleiding ontwikkelen studenten de basis. Opleidingen werken vaak in semesters (halve jaren), of in vier periodes van tien weken. Elke periode of semester staat in het teken van een thema. De student leert de theorie en vaardigheden op school. Hij past het geleerde direct toe door opdrachten op de werkplek te doen. De werkplek is een leerplek. Soms start het lerend werken later en leert de student eerst alleen op school; bijvoorbeeld vanaf de tweede helft van het 1e studiejaar of pas in het 2e studiejaar.
De opdrachten die de student op de werkplek moet uitvoeren sluiten inhoudelijk aan bij de inhoud op school. In de opdrachten maakt de student beroepsproducten, zoals een analyse, een ontwerp, een product, een proces of een advies. De opdrachten staan vast. Ze zijn meestal open geformuleerd, zodat je er aansluitend bij de praktijksituatie invulling aan kan geven. Je spreekt met de student af hoe hij de opdrachten in zijn werk gaat uitvoeren.
De in de praktijk lerende student heeft geen stage in het programma. Hij doet immers al praktijkervaring op in het werk. Het laatste half jaar van de studie is het afstuderen. Je kunt het afstuderen zien als een meesterproef, waarin alle inhoud van de opleiding samen komt en waarin de student laat zien dat hij functioneert op het niveau van een beginnend hbo-professional.
In het derde of vierde studiejaar doet de student een minor. Hij kiest een keuzevak binnen of buiten de eigen opleiding waarin hij inhoudelijk verdiept of verbreedt. Het afstuderen is altijd het laatste onderdeel van de opleiding.
Neem contact op met de Wij Techniek regiomanager als je met hbo’ers wilt werken. Onze regiomanagers hebben contact met technische installatiebedrijven, maar ook met hogescholen.
Flexibele opleiding
Sommige deeltijd en duale opleidingen hebben hun opleiding flexibel ingericht. De student kan dan de volgorde en het tempo binnen zijn studie bepalen. De student kiest wanneer hij welke onderdelen doet en hoe (bijvoorbeeld in de praktijk of op school). Een coach binnen de opleiding helpt de student bij het uitstippelen van de eigen studieroute. Jij als bedrijfsbegeleider denkt hier ook over mee.
De opleiding biedt een voorkeursroute aan. Dit is de volgorde waarin de onderdelen elkaar het meest logisch opvolgen. Opleidingen noemen dit ook wel de aanbodroute. Wat is het voordeel van de flexibele route? De student kan wat hij wanneer in de opleiding doet optimaal laten aansluiten bij vraagstukken die op dat moment in het werk spelen, of projecten die op dat moment in het werk of de organisatie lopen.
Flexibele opleidingen gaan ervan uit dat de studenten al relevante werkervaring hebben. Studenten kunnen voor de start een instroomassessment doen. Zij krijgen vrijstelling voor de competenties waarvan zij aantonen dat zij ze al ontwikkeld hebben. Ter illustratie kun je de video met uitleg over de flexibele deeltijd van Hogeschool Zeeland bekijken. Meer informatie over flexibel studeren vind je hier.
Studeert jouw student aan een flexibele duale- of deeltijdopleiding en heeft hij al relevante werkervaring? Stimuleer hem dan om voor de start van de opleiding een instroomassessment te doen. Dit kan een kortere opleidingsduur en dus tijdswinst opleveren.
Erkennen eerder verworven competenties (EVC)
Duale of deeltijd studenten die in de praktijk leren hebben vaak al een eerdere opleiding afgerond. Ze hebben regelmatig ook al werkervaring opgedaan. Is deze opleiding of werkervaring relevant is voor de opleiding die de student nu gaat doen? De student kan eerder verworven competenties laten erkennen. Hierdoor wordt de opleiding korter. Het erkennen van eerder verworven competenties noemen we EVC. Er ontstaat dan een kortere opleiding.
Het verschilt per opleiding hoe dit is geregeld. Soms moet de student zelf het initiatief nemen om vrijstellingen voor specifieke vakken aan te vragen. Hiervoor dient de student bewijzen in, zoals diploma’s of certificaten. Opleidingen bieden regelmatig ook de mogelijkheid om bij de start een EVC of instroomassessment te doen. De student stelt hiervoor een portfolio samen met bewijzen uit de praktijk, diploma’s en certificaten. Dit wordt ook wel het portfolio genoemd. Daarmee toont hij aan welke competenties hij al heeft ontwikkeld. Soms vindt ook een gesprek plaats. De opleiding bepaalt op basis daarvan welke competenties inderdaad zijn aangetoond en welke onderwijsonderdelen hij niet meer hoeft te doen. Zo ontstaat een programma op maat voor de student. Het kan zijn dat er in het leerpad van de student gaten vallen als opleidingen onderdelen niet op meerdere momenten in het jaar aanbieden. Bij flexibele opleidingen zou een student zijn opleiding ‘op maat’ doorlopend moeten kunnen volgen.
Maak gebruik van de mogelijkheden om eerder verworven competenties en opgedane kennis te laten erkennen. Laat de praktijkleren student de opleiding vragen naar de mogelijkheden en hoe het proces loopt. Of vraag zelf informatie op bij de opleiding. Ook als een opleiding de mogelijkheden niet actief communiceert, zijn deze er meestal wel.
In de opleiding leer je elektronische apparaten en systemen integraal te ontwerpen, produceren, onderhouden en onderzoeken. Je ontwikkelt de hardware en/of software en zoekt naar innovatieve en creatieve oplossingen. Je krijgt te maken met theorie over programmeren, netwerktheorie, elektronica, digitale systemen, industriële automatisering, modelleren/simuleren, embedded systems en energietechniek.
Bekijk hieronder een aantal voorbeelden:
Zij-instromer deeltijd Elektrotechniek
Als werktuigbouwer bedenk en ontwerp je praktische oplossingen voor technische problemen. De opleiding draait om het ontwerpen en construeren van machines, gereedschappen en producten. Je leert innovatieve ingewikkelde technieken bouwen en onderhouden. Voorbeelden van vakken zijn: statica, sterkteleer, natuurkunde, wiskunde, materiaalkunde, construeren, produceren en ontwerpmethodieken.
Bekijk hieronder een aantal voorbeelden:
Werktuigbouwkunde in vogelvlucht
In de opleiding TBK leer je oplossingen bedenken voor technische uitdagingen zoals hoe je een klimaatneutraal huis bouwt. Je leert bedrijfsprocessen beschrijven en analyseren. Daarna breng je advies uit over hoe een proces slimmer en efficiënter kan. Je bedenkt het niet alleen, maar voert het ook uit. In deze opleiding ontwikkel je zowel technisch als bedrijfskundig inzicht.
Bekijk hieronder een aantal voorbeelden:
De opleiding leidt op tot engineer, tot technisch maker. De student kiest zelf wat voor een engineer hij wordt. De opleiding bestaat uit verschillende routes die de student kan kiezen. Het verschilt per hogeschool welke routes de opleiding aanbiedt. Zoals de routes: elektrotechniek, werktuigbouwkunde, technische bedrijfskunde, technical engineering, product engineering en energy and process engineering.
Bekijk hieronder een aantal voorbeelden:
De installatiebranche heeft te maken met allerlei uitdagingen zoals de energietransitie, nieuwe technologieën, verduurzaming en digitalisering. De complexiteit van het werk neemt daardoor toe. De technische innovaties vereisen wendbare vakmensen die hun vaardigheden leven lang ontwikkelen. De competenties die nodig zijn om de energie- en grondstoffentransitie te verwezenlijken zijn verbonden met de beroepen installatietechnici, elektrotechnici, engineers, werktuigbouwkundigen en technisch bedrijfskundigen. De verwachting is dat de behoefte aan hbo-geschoolde medewerkers hierdoor kan toenemen.
Deze professionals willen en moeten we opleiden. Naast het feit dat je hieraan bijdraagt, biedt het aanbieden van stageopdrachten en afstudeeropdrachten voor hbo-studenten ook veel kansen voor jouw bedrijf.
Duale of deeltijd studenten die in de praktijk leren hebben vaak al een eerdere opleiding afgerond. Ze hebben regelmatig ook al werkervaring opgedaan. Is deze opleiding of werkervaring relevant is voor de opleiding die de student nu gaat doen? De student kan eerder verworven competenties laten erkennen. Hierdoor wordt de opleiding korter. Het erkennen van eerder verworven competenties noemen we EVC. Er ontstaat dan een kortere opleiding.
Het verschilt per opleiding hoe dit is geregeld. Soms moet de student zelf het initiatief nemen om vrijstellingen voor specifieke vakken aan te vragen. Hiervoor dient de student bewijzen in, zoals diploma’s of certificaten. Deeltijd en duale opleidingen bieden regelmatig ook de mogelijkheid om bij de start een EVC of instroomassessment te doen. De student stelt hiervoor een portfolio samen met bewijzen uit de praktijk, diploma’s en certificaten. Met het portfolio toont de student aan welke competenties hij al heeft ontwikkeld. Als de opleiding ontwikkeling van bepaalde competenties erkent ontstaat een opleiding op maat voor die student.
Het kan zijn dat er in het leerpad van de student gaten vallen als opleidingen onderdelen niet op meerdere momenten in het jaar aanbieden. Bij flexibele opleidingen zou een student zijn opleiding ‘op maat’ doorlopend moeten kunnen volgen.
Maak gebruik van de mogelijkheden om eerder verworven competenties en opgedane kennis te laten erkennen. Laat de student de opleiding vragen naar de mogelijkheden en hoe het proces loopt. Of vraag zelf informatie op bij de opleiding. Ook als een opleiding de mogelijkheden niet actief communiceert, zijn deze er meestal wel.
1. VOORTRAJECT
Hier vind je een video met de toelichting op het voortraject in de stage. Je kunt de uitleg ook hieronder lezen in de tekst.
Voor de start van de stage gaat de student zelf op zoek naar een stageplaats. Hij zoekt bijvoorbeeld via zijn netwerk op LinkedIn of kijkt welke stage-aanvragen er bij de opleiding binnen zijn gekomen of bezoekt de stagemarkt bij zijn opleiding. Als de student en het stagebedrijf met elkaar in contact komen maken zij met elkaar kennis en gaan zij in gesprek over de stageopdracht. Is de student blij met de stage en het bedrijf blij met de stagiair? Dan gaan zij samen aan de slag om de stageopdracht concreet te formuleren. Dit doen zij in het stagevoorstel. Dit is in feite een aanvraagformulier. Elke opleiding gebruikt hiervoor een eigen formulier. Dit heet ook wel stagevoorstel. In het stagevoorstel staat bijvoorbeeld:
- Gegevens student, stagebedrijf en bedrijfsbegeleider
- Beschrijving van de opdracht en de op te leveren resultaten en producten
- Hoe de student de competenties in de stage verder ontwikkelt en aan het eind aantoont.
- Aanpak en planning van de stage.
De stagiair levert het stagevoorstel in bij de opleiding. De stagecoördinator beoordeelt de stage-opdracht aan de hand van de geldende criteria. Nadat de stagecoördinator de stage heeft goedgekeurd, wordt er een docentbegeleider vanuit de opleiding toegewezen. Tot slot wordt de stage-overeenkomst ondertekend, door de stagiair, het bedrijf en de opleiding. Elke opleiding gebruikt hiervoor een eigen format. Soms wordt ondertekenen student en docentbegeleider ook een geheimhoudingsverklaring, op initiatief van de opleiding of van het bedrijf. Alles is dan geregeld en de stage kan beginnen.
2. TIJDENS DE STAGE
Hier vind je een video met de toelichting op de uitvoering van de stage. Je kunt de uitleg hieronder ook lezen in de tekst.
Welke producten moet de student maken en opleveren?
De stagiair maakt gedurende de stage een aantal producten. Doel van deze producten is dat de student zijn activiteiten structureert, professioneel verantwoording leert af te leggen en leert rapporteren. Met de documenten kan de student ook het gewenste competentieniveau aantonen.
A. Producten voor het stagebedrijf
De bedrijfsbegeleider stemt in overleg met de student en school af welke producten het stagebedrijf aan het eind van de stage opgeleverd wil hebben.
B. Producten voor school
Voor de beoordeling van de stage levert de student verschillende producten op:
- Plan van aanpak
Dit wordt bij de opleidingen verschillend genoemd, bijvoorbeeld ook wel startdocument of startproduct. De stagiair analyseert en onderzoekt in deze fase de stageopdracht. De stagiair levert het startproduct ongeveer 5 weken na de start van de stage bij de docentbegeleider in. Het plan van aanpak kan uit de volgende onderdelen bestaan:
- Beschrijving van het bedrijf
- Beschrijving van de dagelijkse werkzaamheden
- Op te leveren producten
- Opdrachtomschrijving: probleemstelling, uitgangssituatie en het gewenste eindproduct
- Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd (hoe, wanneer met wie, criteria waarop de afdeling en het bedrijf het product en de uitvoering beoordelen)
- Beschrijving hoe de student zich op de competenties gaat ontwikkelen tijdens de stage. De stagiair geeft aan wat zijn technische en professionele leerdoelen zijn en hoe hij hier in de stage aan gaat werken
- Eindproduct
De stagiair levert de afgesproken producten op. Dit wordt ook wel eindverslag of stagerapport genoemd. De stagiair beschrijft de uitgevoerde opdracht en de evt. uitgevoerde dagelijkse werkzaamheden. De stagiair levert vaak al tussentijds een conceptversie van het eindproduct bij de docentbegeleider in. - Reflectieverslag
De stagiair verantwoordt hierin of de stage(leer)doelen zijn bereikt en de wijze waarop hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Ook beschrijft hij zijn persoonlijke ontwikkeling op de competenties. Dit verslag wordt niet bij alle opleidingen gevraagd.
Raadpleeg de stagehandleiding of de handleiding voor de bedrijfsbegeleider van de betreffende opleiding voor welke producten de stagiair precies moet maken en wanneer hij deze moet opleveren.
Ontwikkelgesprek en adviesbeoordeling halverwege
Soms is een ontwikkelgesprek halverwege vast onderdeel van de stage. Ook als dit geen onderdeel is bij de opleiding, is het heel verstandig om halverwege een ontwikkelgesprek te voeren. Je voert dit gesprek na circa 10 weken. Tijdens dit gesprek ga je in op de competenties die de student in de stage moet ontwikkelen. Je geeft feedback op het gedrag en het handelen van de stagiair. De stagiair kan jou ook feedback geven op de begeleiding of andere zaken m.b.t. de stage. De student maakt een verslag van het gesprek. De opleiding gebruikt soms een specifiek formulier voor het vastleggen van het ontwikkelgesprek.
De opleiding kan je halverwege de stage vragen een adviesbeoordeling te geven. Gebruik hiervoor het formulier van de opleiding.
Terugkomdagen school
Tijdens de stage heeft de student regelmatig terugkomdagen op school. Vraag de stagiair naar de planning van deze dagen. De student is die dagen dus niet bij het stagebedrijf. Tijdens de terugkomdagen is aandacht voor de te schrijven en ontwikkelen eindproducten, presenteren studenten aan elkaar en vinden intervisie en gesprekken tussen stagiairs en docentbegeleiders plaats.
3. AFRONDING & BEOORDELING
Hier vind je een video met de toelichting op de afronding van de stage. Je kunt de uitleg hieronder ook lezen in de tekst.
De student levert op de deadline het eindproduct en reflectieverslag op. Aan het eind van de stage vindt de beoordeling en meestal een eindgesprek plaats. Bij dit gesprek zijn de stagiair, jij als bedrijfsbegeleider en de docentbegeleider aanwezig. In het gesprek blikt de stagiair terug op hoe de stage en zijn ontwikkeling zijn verlopen, verantwoordt de stagiair de competentieontwikkeling en geven de begeleiders een aantal ontwikkeltips mee voor de toekomst. Soms geeft de student in het eindgesprek een presentatie.
De docentbegeleider op school archiveert het beoordelingsformulier van de stage en vult de beoordeling in de cijferregistratie.
Hieronder vind je een aantal voorbeelden van stage-opdrachten op hbo-niveau:
Werktuigbouwkunde |
|
|
|
|
|
|
|
Elektrotechniek |
|
|
Technische bedrijfskunde |
|
|
|
|
Engineering |
|
Hier vind je een video met de toelichting op het afstudeerproces. Je kunt de uitleg hieronder ook lezen in de tekst.
1. VOORBEREIDINGSFASE
De student zoekt zelf een geschikte afstudeerplek en een geschikte afstudeeropdracht. De afstudeerder werkt samen met de bedrijfsbegeleider het afstudeervoorstel uit. De afstudeerder legt het voorstel voor aan beoordelaar(s) van de opleiding. In het afstudeervoorstel beschrijft de student de opdracht, de aanleiding van het bedrijf voor de opdracht, welke producten de afstudeerder gaat opleveren. De student motiveert waarom de opdracht geschikt is en waarom dit afstudeerproject en het bedrijf bij hem passen.
Het kan zijn dat de student wordt gevraagd het voorstel nog aan te passen voordat de opleiding het kan goedkeuren. Na goedkeuring onderteken student, bedrijf en school de praktijkovereenkomst (ook wel 3partijen-/ 3-partiete overeenkomst genoemd). Het bedrijf kan de student en de opleiding vragen een geheimhoudingsverklaring te tekenen. De opleiding gebruikt hier meestal een eigen format voor. De opleiding wijst de student twee examinatoren toe. Een van deze examinatoren is meestal de afstudeerbegeleider tijdens het traject. Soms is er een aparte afstudeerbegeleider naast de twee examinatoren.
2. STARTFASE
De afstudeerder werkt in de startfase het afstudeervoorstel verder uit in een gedetailleerd plan van aanpak. Dit wordt ook wel het ProjectInitiatieDocument (PID) genoemd. De afstudeerder spreekt met verschillende betrokkenen over het probleem of de opdracht en zoekt in literatuur naar relevante informatie en theorieën en methodieken die hij mogelijk kan gebruiken. De afstudeerder onderzoekt ook de technische aspecten die van belang zijn voor het project. En hij denkt na over de mogelijke oplossingsrichtingen. De afstudeerder levert het plan van aanpak meestal na vijf weken bij de opleiding in.
Het Plan van aanpak omvat:
- Opdrachtomschrijving: een duidelijk beeld van het probleem en het doel van het afstudeerproject: wat is de huidige situatie die om een oplossing vraagt, wat is het probleem/de nadelige situatie voor wie/wat? Waarom is het een probleem? Wat is de gewenste situatie?
- Analyse van de informatie die de student tijdens de startfase heeft gevonden.
- De aanpak en fasering van het project. De student kiest hiervoor een passende projectmanagement methodiek.
- De beoogde te bereiken resultaten.
- Beheersing en risico’s (niet altijd)
- Benodigde middelen.
- Eigen professionele ontwikkelpunten van de student.
- Hoe de student de vereiste competenties gaat aantonen.
- Afspraken met de bedrijfsbegeleider over de wijze en frequentie van overleg.
(Eén van) de examinatoren van de opleiding beoordelen of het Plan van aanpak voldoet.
3. UITVOERINGSFASE
De afstudeerder voert in deze fase het plan van aanpak uit. Hij werkt in deze fase aan de beroepsproducten. Daarmee werkt hij ook aan het aan aantonen competenties op gewenste niveau en aan zijn ontwikkelpunten.
Elke opleiding heeft eigen richtlijnen voor de aanpak in de uitvoeringsfase. Bij de opleiding Electrical Engineering van Avans doorloopt de student bijvoorbeeld de fasen van het engineeringproces (analyseren, ontwerpen, realiseren, beheren).
Halverwege het afstuderen vindt vaak een tussentijdse beoordeling plaats. De bedrijfsbegeleider geeft dan een tussentijdse beoordeling. De afstudeerbegeleider geeft feedback op tussenproducten of een tussentijds reflectieverslag.
De afstudeerder levert aan het eind van de uitvoeringsfase de producten op en de bedrijfsbegeleider geeft een definitieve beoordeling. Gebruik hiervoor het format van de opleiding.
Terugkom momenten op school
De afstudeerder gaat tijdens de afstudeerperiode een aantal keer naar school. Op school vinden bijeenkomsten van het leerteam of de afstudeerkring. Hier worden de individuele afstudeerproducten besproken. De afstudeerder krijgt feedback en input van de anderen en begeleidt andersom ook de andere leden van het team.
Welke producten moet de student maken en opleveren?
De afstudeerder maakt gedurende het afstuderen een aantal producten. Doel van deze producten is dat de student daarmee de vereiste competenties op eindniveau aantoont.
A. Beroepsproducten voor het afstudeerbedrijf
De bedrijfsbegeleider stemt in overleg met de student en school af welke (technische) beroepsproducten het afstudeerbedrijf aan het eind van de afstudeeropdracht opgeleverd wil hebben.
B. Producten voor school
Voor de beoordeling van de afstudeeropdracht levert de student verschillende producten op:
- Afstudeerverslag
In het afstudeerverslag – ook wel afstudeerrapport genoemd - staat de uitwerking van de afstudeeropdracht. De student kan tijdens het afstuderen de bedrijfsbegeleider en de afstudeerbegeleider via gerichte vragen om feedback vragen op het concept afstudeerverslag. Je kunt als bedrijf aangeven dat het afstudeerverslag vertrouwelijk is.
- Reflectieverslag (niet altijd)
In het reflectieverslag toont de student zijn professioneel functioneren op de competenties aan. De student moet soms halverwege het afstuderen een tussentijds reflectieverslag inleveren.
3. AFRONDINGSFASE
Nadat de afstudeerder alles heeft ingeleverd beoordelen de examinatoren eerst of de producten aan de voorwaardelijke eisen voldoen. Voldoen de producten? Dan wordt het werk inhoudelijk beoordeeld. De student toont in een afstudeerzitting aan dat hij aan de vereiste competenties voldoet op eindniveau. De student presenteert zijn afstudeerwerk. Daarna is er een verdediging. De examinatoren nemen de adviesbeoordeling door de bedrijfsbegeleider mee in de beoordeling. De presentatie en aansluitende verdediging zijn meestal openbaar. Dit betekent dat familie en vrienden van de afstudeerder, docenten en medewerkers van het afstudeerbedrijf welkom zijn. Als er sprake is van geheimhouding in het afstuderen, dan is de zitting besloten. Bij de afstudeerzitting zijn de volgende personen aanwezig:
- 1e en 2e examinator
- Afstudeerbegeleider (als dit niet een van de examinatoren is)
- Bedrijfsbegeleider (gewenst)
- Externe deskundige (gewenst)
De 1e examinator neemt de beoordeling in het cijferregistratiesysteem op.
4. BEOORDELING VAN HET AFSTUDEREN
De beoordeling van het afstuderen vindt plaats tijdens een afstudeerzitting. De examinatoren hebben de afstudeerproducten dan al positief beoordeeld. De afstudeerzitting duur meestal twee uur. Bij de zitting zijn de afstudeerder, twee examinatoren, de afstudeerbegeleider (als dit niet één van de examinatoren is), de bedrijfsbegeleider en de externe aanwezig. De opleiding gebruikt een (of meerdere) beoordelingsformulier(en).
De student geeft een presentatie. Daarna ondervragen de aanwezigen de student over zijn handelen en de verkregen resultaten. Na afloop van de vragenronde gaan de examinatoren en de externe in overleg over de beoordeling. Soms is de bedrijfsbegeleider hierbij aanwezig en wordt om zijn input gevraagd. Aan het eind van de uitvoeringsfase heb je als bedrijfsbegeleider een beoordeling gegeven. Deze wordt als advies meegenomen bij de beoordeling.
------------------------------------------------------------------------------------------
Praktische zaken tijdens het afstuderen
- De student is fulltime werkzaam op de locatie van de organisatie. Dat staat bij stage of afstuderen van 20 weken voor 840 uur, inclusief activiteiten op/voor school. Je maakt samen met de student afspraken over de werktijden en een eventuele financiële vergoeding. Je kunt hiervoor een aparte overeenkomst sluiten tussen het bedrijf en de student.
- Conform richtlijnen van de overheid heeft de student gedurende 20 weken recht op 8 verlofdagen. Verder werkt de student binnen de werkdagen en werktijden van het bedrijf. Tijdens de periode gelden de schoolvakanties voor de student niet.
- De opleiding verwacht de student tijdens de periode een aantal maal op school voor evt. workshops of afstudeerkringen. Het zou ook kunnen dat de student in de afstudeerperiode nog hertentamens moet maken. De student informeert je hier tijdig over.
- Zodra de afstudeerperiode is afgerond worden alle documenten gearchiveerd en conform wetgeving 7 jaar bewaard.
Hieronder vind je een aantal voorbeelden van afstudeeropdrachten op hbo-niveau:
Werktuigbouwkunde |
|
|
|
|
Elektrotechniek |
|
|
|
Technische bedrijfskunde |
|
|
|
|
|
Engineering |
|
Hoe motiveer ik studenten op een coachende manier?
Workshop Wij Techniek – Beter coachen en sturen bij nieuwe collega’s
In deze workshop leer jij hoe je jouw medewerkers inspireert om nieuwe collega’s (dus ook stagiairs) wegwijs te maken en te motiveren voor de technische installatiebranche. Zodat zij met plezier binnen jouw bedrijf aan het werk blijven. Hoe pak je dat aan als team? En hoe kun jij als leidinggevende daarbij ondersteunen?
Hoe ga ik om met moeilijk gedrag op de werkvloer?
Workshop Wij Techniek – Grip krijgen
Als werkplekbegeleider of leidinggevende wil je stagiairs en medewerkers zo goed mogelijk begeleiden. Soms gaat dat soepel, andere keren moeilijker. Er ontstaat irritatie, weerstand óf juist laksheid. En hoewel je weet dat het niet altijd aan jou ligt, kan het lastig zijn om hiermee om te gaan. Daarom biedt Wij Techniek de training Grip Krijgen aan. Zodat jij en je collega’s weer beter en prettiger kunnen samenwerken.
Hoe heb ik als bedrijfsbegeleider invloed op de motivatie van stagiairs?
In dit webinar van SBB krijg je tips over hoe je stagiairs kunt motiveren. Ook deelt een studente haar ervaringen over manieren die wel en niet werken. Vanaf minuut 26.30 tot minuut 38.00 gaat het over concrete motivatiegevers en motivatiekillers.
Tegenwoordig hebben alle jongeren een telefoon, die ze veel gebruiken. Soms ook tijdens werktijd. Dat kan de indruk wekken dat een stagiair niet gemotiveerd is. Maar is dat ook echt zo? Omgaan met een stagiair die zijn telefoon (te) vaak gebruikt, kan een uitdaging zijn. Gelukkig zijn er effectieve manieren om dit gedrag te benaderen. Hieronder vier tips:
1. Open het gesprek
Start een open en eerlijk gesprek over het telefoongebruik van een stagiair. Leg uit hoe het de aandacht kan afleiden van de leerervaring en werkprestaties. Vraag de stagiair naar zijn perspectief en sta daarvoor open. Het is belangrijk om dit gesprek op een niet-confronterende manier te voeren.
Tip: Gebruik een ik-boodschap richting de stagiair: "Ik zie...", "Ik merk dat…". Gevolgd door: "Hoe denk jij hierover?"
2. Geef duidelijke richtlijnen
Stel duidelijke richtlijnen op over telefoongebruik tijdens werkuren. Benadruk op welke momenten het acceptabel is om een telefoon te gebruiken, bijvoorbeeld tijdens pauzes. En benoem wanneer het absoluut noodzakelijk is dat de stagiair zich volledig op het werk concentreert.
3. Gebruik de telefoon als leermiddel
Moedig de stagiair aan om zijn telefoon op een nuttige manier te gebruiken. Bijvoorbeeld voor het opzoeken van vakgerelateerde informatie, het gebruiken van relevante apps, of het bijhouden van een digitaal logboek over het leerproces. Zo wordt de telefoon een hulpmiddel in plaats van een afleiding.
4. Bied alternatieven tijdens pauzes
Het is verleidelijk voor werknemers en stagiairs om meteen hun telefoon te pakken tijdens pauzes. Bied alternatieven aan zoals een wandeling, een praatje met collega's of zelfs korte, educatieve workshops die tijdens een pauze kunnen plaatsvinden.
Welke voorkeuren hebben verschillende generaties?
Visual SBB – Van Generatie Z tot Boomer
Deze compacte visual beschrijft de kenmerken van verschillende generaties en de leiderschapsstijlen die zij waarderen. Dit helpt bij het afstemmen van jouw begeleiding op een stagiair en moedigt aan tot zelfreflectie over je eigen leiderschapsstijl. Een mooie kans om elke stage-ervaring te verrijken.
Hoe krijg ik meer begrip voor generatieverschillen op de werkvloer?
Webinar SBB - Generatieverschillen
In dit webinar van SBB komen verschillende thema’s rondom generatieverschillen aan bod: generaties op de werkvloer, de generatiebril en veranderingen op de arbeidsmarkt. Vanaf 27.30 gaat het specifiek over Gen Z (de huidige generatie stagiairs, geboren tussen 1995 en 2010), Hierdoor krijg je meer inzicht in hun wereldbeeld en bijbehorende behoeftes, en speel je makkelijker in op hun gedrag.
Hoe zet ik mijn rol als bedrijfsbegeleider in om stagiairs te behouden?
Praktijkopleidersdagen Wij Techniek – De kracht van aandacht
Als praktijkopleider ben je dé persoon om stagiaires te enthousiasmeren en te behouden voor de installatietechniek. Dat begint met aandacht en daarom organiseert Wij techniek de jaarlijkse praktijkopleidersdagen rondom het thema ‘De kracht van aandacht’. Via workshops en sprekers raak je geïnspireerd om jouw rol als praktijkopleider nog beter uit te voeren.
Wat kan ik doen om meisjes en vrouwen te werven en behouden?
Checklist Techniek Inclusief - Met vrouwen bereik je meer
Vrouwen hebben nu eenmaal andere basisbehoeften dan mannen. Dus als je meer vrouwen in je team wil, is het belangrijk om daar rekening mee te houden tijdens werving en selectie, en op de werkvloer. In deze checklist zie je hoe je meer kans maakt om vrouwen aan te spreken.
Factsheet Wij Techniek – Vrouwelijk vaktalent in de technische installatiebranche
Deze factsheet van Wij Techniek helpt je bij aan het aantrekken en behouden van vrouwen binnen de installatietechniek. Je krijgt tips op het gebied van communicatie, bedrijfscultuur, werving en onderwijs en stages. Plus links naar meer informatie over dit onderwerp.
Waar kan ik op letten bij het begeleiden van vrouwelijke stagiairs?
Praktijkwijzer VHTO – Beter behouden
In deze praktijkwijzer van VHTO vind je tips om ervoor te zorgen dat iedere stagiair zich thuis voelt op de werkvloer, en zich met plezier ontwikkelt tot een vakman óf vakvrouw. Op pagina 32 tot en met 38 gaat het specifiek over stagebegeleiding van meisjes, met adviezen en redenen waarom op dit moment weinig meisjes voor de techniekbranche kiezen.
Hoe ga ik om met neurodiversiteit op de werkvloer?
Blog Great Place to Work - Neurodiversiteit
Neurodiversiteit betekent dat elk brein anders functioneert. Het is een vorm van menselijke diversiteit, net als bijvoorbeeld gender en afkomst. In dit blog lees je meer over wat neurodiversiteit precies is, welke typen hersenen er bestaan, wat de kwaliteiten zijn van neurodivergente mensen en hoe je daarop kunt inspelen op de werkvloer.
https://www.greatplacetowork.nl/inspiratie/blog/neurodiversiteit
Blog VU Amsterdam – Hoe houd je rekening met neurodivergente studenten?
In dit blog van de Vrije Universiteit Amsterdam lees je acht tips om het studieplezier -en succes van neurodivergente studenten te ondersteunen. Adviezen die je ook kunt toepassen in je stagebegeleiding.
Wat kan ik doen om jongeren met een migratieachtergrond te interesseren voor de installatietechniek?
Factsheet PTvT- Jongeren met een migratieachtergrond & hun keuze voor techniek
Deze factsheet van PTvT helpt je met een aantal tips die je ook als stagebegeleider kunt toepassen. Je krijgt tips over dingen die al op het vmbo nodig zijn, over de rol van ouders en het belang van een positieve leeromgeving.
Wil je graag het volledige onderzoeksrapport lezen waarin je ook uitspraken van jongeren terug kunt lezen en uitgebreidere onderbouwing staat? Die vind je hier.