Bruggenbouwer en verbinder Niek Welboren: “Onderwijs en bedrijfsleven zijn geen soloshow maar een coproductie”
Niek Welboren kent het onderwijs en het bedrijfsleven allebei vanuit de eerste hand. Namens Wij Techniek en Techniek Nederland, en nog veel meer partijen, zette hij zich decennialang in voor het verbeteren van de samenwerking tussen scholen en bedrijven.
Het succesvolle HBO-project ‘Be an Engineer’ is zijn nieuwste wapenfeit. “Het is een misverstand dat jongeren ongemotiveerd zouden zijn voor techniek.”
Voordat we dieper ingaan op ‘Be an engineer’ zijn we benieuwd naar jouw eigen loopbaan. Hoe ben je in de techniek gerold en wat heb je allemaal gedaan?
“Na mijn beroepsopleiding ben ik aan de slag gegaan in de technische installatiebranche. Eerst als tekenaar, later als calculator, werkvoorbereider, projectleider, afdelingshoofd en uiteindelijk als directeur. Op mijn 28e ben ik overgestapt naar het onderwijs. Daar heb ik achtereenvolgens gewerkt als technisch docent en als adjunct-directeur van de Electro Technische School te Amsterdam. Lesgeven vind ik het allermooiste wat er is. Ik vind het interessant om mijn eigen kennis te verbreden en om andere mensen te helpen bij hun ontwikkeling.”
Toch ben je op je 40e weer teruggekeerd naar de zakenwereld. Vanwaar die stap?
“Afwisseling hoort bij persoonlijke ontwikkeling. Het is goed om jezelf tijdens je loopbaan uit te dagen. Na mijn 40e heb ik verschillende directiefuncties gehad bij installatiebedrijven, in loondienst en als interimmanager. Naast mijn werk ben ik altijd actief geweest op het snijvlak van onderwijs en bedrijfsleven. Onder meer als voorzitter van de commissie Onderwijs Scholing en Arbeidsmarkt van Techniek Nederland ,als bestuurder van Wij Techniek, en als voorzitter van de paritaire commissie van Kenteq, waar ik betrokken was bij de opzet van de kwalificatiestructuur in het middelbaar beroepsonderwijs.”
Je was ook een van de drijvende krachten achter ‘Be an engineer’. Kan je kort vertellen hoe dit project is ontstaan?
“De wens tot intensievere samenwerking tussen scholen en het bedrijfsleven is van alle tijden. Een aantal jaren geleden ontstond het idee voor een nieuwe HBO-opleiding voor Gebouw Gebonden Technologie. Samen met de Hogeschool van Amsterdam en een werkveldcommissie met vertegenwoordigers van acht grote installatiebedrijven heb ik die kar mede mogen trekken. Op basis van de wensen van het bedrijfsleven en de mogelijkheden van het onderwijs hebben we samen een nieuwe opleiding opgezet. Twee jaar geleden zijn we in Amsterdam begonnen met de nieuwe vierjarige deeltijdopleiding Gebouw Gebonden Technologie. Daar hebben we de naam ‘Be an Engineer’ aan gegeven. Het is een duidelijke naam die aanspreekt bij de doelgroep.”
Wat maakt de nieuwe studie bijzonder? Hoe heeft de opleiding zich de afgelopen tijd ontwikkeld?
“‘Be an Engineer’ combineert werken en leren op HBO-niveau. De opleiding is gericht op jongeren met een middelbareschooldiploma of een afgeronde beroepsopleiding. Een bedrijf neemt de leerling aan voor vier dagen per week. Aansluitend gaat de leerling een dag per week naar school. We zijn in Amsterdam begonnen met een kleine groep van tien leerlingen. Op dit moment is dat gegroeid naar zes Hogescholen verspreid over Nederland. Er is keuze tussen een vierjarige Bachelor-opleiding en een tweejarige Associate Degree-opleiding. De belangstelling is groot. Vanuit leerlingen en vanuit bedrijven.”
Hoe ziet de toekomst eruit? Staan er veranderingen of uitbreidingen op de planning?
“De opleiding is ook toegankelijk voor zij-instromers en high potentials, ervaren medewerkers van bedrijven die zich op een hoger niveau willen ontwikkelen. Ook voor vluchtelingen zijn er instroommogelijkheden. De volgende stap is ‘Be an Engineer’ breder trekken. We willen de opleiding toegankelijk maken voor alle leerlingen, en de afstudeerrichting bepalen op basis van de eigen competenties van de leerling en de behoeften van het leerwerkbedrijf. Het mooie van ‘Be an Engineer’ is dat je de opleiding in stappen kan doen. Bijvoorbeeld eerst in twee jaar het Associate Degree-diploma halen en daarna twee jaar doorgaan voor het Bachelor-diploma.”
Je bent op dit moment 75 jaar. Je voelt je nog steeds nauw betrokken bij het onderwijs en bij het bedrijfsleven. Wat is volgens jou de succesformule voor samenwerking?
“Bedrijven moeten inzien dat praktijkgericht beroepsonderwijs een coproductie is tussen bedrijf en school. Als je adequaat onderwijs wilt, kan je als bedrijf niet achteroverleunen en klagen dat leerlingen met een diploma onvoldoende aansluiten hebben met de praktijk. Daar moet je zelf actief aan bijdragen. Dat betekent dat je contact met scholen zoekt en dat je fysiek bij elkaar komt. Bedrijven moeten ook bereid zijn om elkaar niet als concurrenten te zien, maar als collega’s met een gezamenlijk doel, namelijk proberen jonge mensen te interesseren voor techniek en Gebouw Gebonden Technologie. Je kan proberen om elkaars personeel af te vangen, maar je kunt beter de vijver vullen met zoveel mogelijk mensen die techniek willen studeren.”
Welke tip zou je de branche en jouw opvolgers willen geven?
“Er zijn mensen nodig om scholen en bedrijven bij elkaar te brengen. Die rol heb ik op een aantal plaatsen en momenten mogen vervullen. In mijn visie hoort deze rol eigenlijk thuis bij de RBPI voorzitters. Die zouden een aanjagersrol en ambassadeursrol kunnen vervullen. Bijvoorbeeld door collega’s in de regio te bezoeken en ze enthousiast te maken voor samenwerking met scholen in de regio.”
Een laatste vraag nog. Wat kan de branche in jouw ogen doen om de leerlinginstroom te vergroten?
“Toen ik zelf directeur was, verplichtte ik mijn bedrijfsleiders om een minimum aantal leerlingen op te nemen. Argumenten zoals ‘ik ben te druk’ of ‘we hebben niet genoeg werk’ accepteerde ik niet. We reserveerden elk jaar tijd en budget voor leerlingen. Na een paar jaar zag je de resultaten: de gemiddelde leeftijd binnen het bedrijf ging omlaag en het kennisniveau ging omhoog. Vanuit mijn eigen praktijkervaring in het onderwijs en het bedrijfsleven kan ik ondernemers uitleggen hoe dat werkt. Verder is het belangrijk dat je gelooft in jonge mensen. Jonge mensen willen echt wel wat leren. Als je ze maar enthousiast maakt voor het vak. Leerlingen zijn geen goedkope werkkrachten. Het zijn de vakmensen van de toekomst. Die zijn schaars. Je moet ze uitdagen, prikkelen en laten ontdekken waar hun talenten en kansen liggen. Dat motiveert en verbindt hen voor de lange termijn aan de branche. Ook dat motiveren en binden is iets wat scholen en bedrijven samen moeten doen.”